Olie en Ongemakkelijkheid.
foto internet
In de lente, als de natuur op zijn mooist is, en de
tuin bijna volmaakt, ervaar ik het contrast tussen natuur en leed of onrecht
het meest. Het contrast kan haast niet
groter zijn. En in het heldere licht is onrecht en leed op zijn lelijkst.
Dat is nie fijn. Ik wil de dakloze krantenverkoper bij
de supermarkt niet zien. Ik probeer langs hem heen te kijken. Het lukt me niet
natuurlijk, hij is slimmer dan ik. Uit ongemak geef ’m vijf euro. Dat maakt het
er niet beter op, ik voel me nu nog ongemakkelijker! Waarom laat ik m niet
gewoon in zijn waarde door een eerlijke prijs te betalen? Ik wil niet in een
rol van weldoener geduwd worden, maar hoe meer ik dat niet wil hoe minder dat
me lukt.. Ik wil dat dakloosheid niet bestaat! Het past niet bij een mooie
wereld. Maar het is er wel en ik kan het niet oplossen.
Machteloosheid. Machteloosheid is soms een moeilijke emotie om toe te laten. Ik
vermoed dat ik daarin niet de enige ben.
Daarom roepen we “komt goed” als iemand pech heeft. Of we weten wel een
oplossing. Maar soms weet je gewoon dat
iets niet meer goed komt. En dat het
onvermijdelijk is.
In een van de eerste vijf weken na het begin van de lente word volgens traditie
in de kerk het verhaal van de zalving met nardusolie gelezen. Een kruik met
krankzinnig dure olie wordt boven iemand leeggegoten. Waarom? Ook dit verhaal
gaat niet goed aflopen. Dat is onvermijdelijk en iedereen weet het.
(Even ter vergelijking: iemand als Martin Luther King
wist heus wel dat hij beter een ander beroep kon nemen als hij oud wilde
worden. Maar hij kon dat toch niet.)
De bijrol-spelers in dit verhaal willen er niet aan. Ze
willen het niet zien of horen. Nu kunnen
we onze oren en ogen sluiten voor ongemakkelijkheid. Maar de reuk, een zintuig
wat direct verbonden is met ons limbisch systeem, het deel van de hersenen waar
emoties wonen, kunnen we niet zo gemakkelijk uitschakelen. Geur komt overal. Nardus
is de geur van liefde en van rouw. Er is hier iemand die niet ontkend dat het niet
goed gaat en die de anderen wakker wil schudden. Dat wordt haar niet in dank
afgenomen, ze wordt aangevallen met rationalisaties en oplossingsgericht
denken. (“Wat kost dat wel niet zo’n fles?”) (heel wat meer dan vijf euro.)
In dit verhaal krijgt mijn eigen ongemakkelijkheid een
plaats. Ze wordt be-noem-d in plaats van
ontkent of weggeduwd. Ik vind dat mooi. Het neemt mijn ongemakkelijkheid niet helemaal weg maar
maakt het wel beter hanteerbaar. Zodat ik er wat mee kan doen.
Tegelijk is dit verhaal een oproep en inspiratie. Een
oproep om niet weg te lopen voor machteloosheid maar het in de ogen te kijken. Om er bij te blijven met stilte en schijnbaar
absurd nutteloos handelen.
En om eens na
te denken over de vraag: “Wanneer voelde ik me machteloos of ongemakkelijk?”